Stilstaan bij 75 jaar vrijheid, ook bij de Nieuwe N200, deel III

Stilstaan bij 75 jaar vrijheid, ook bij de Nieuwe N200, deel III

De verzetshelden Pieter Elias, Matthijs Verkuijl en Henk Verkuijl

Henk Verkuijl, Matthijs Verkuijl en Pieter Elias. Bron: De Eerebegraafplaats te Bloemendaal.


De ziel van het verzet

Matthijs Verkuijl (1895) was vanaf het begin van de oorlog actief in het verzet. Samen met zijn oudste zoon Henk was hij lid van de Erkens-groep. Dit was een spionagegroep die militaire inlichtingen verzamelde, de communicatie tussen de Duitsers saboteerde en probeerde wapens, munitie en springstoffen te bemachtigen. Vanaf 1942 gaf Matthijs onderdak, voedsel en geld aan onderduikers. Zijn woning in Rotterdam-Hillegersberg vormde een uitvalsbasis voor leiders van knokploegen in de buurt. Eind 1943 werd hij bedrijfsleider van grasdrogerij Veevita in Badhoevedorp. Samen met de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers begon hij ook vanuit zijn bedrijf onderduikers en het verzet te helpen. Zijn bedrijf werd het hoofdkwartier van de Binnenlandse Strijdkrachten in Badhoevedorp. Zo werd Matthijs leider en ‘ziel’ van het verzet in de regio.
 

Knokploegen

De zoon van Matthijs, Henk Verkuijl (1922), was 18 toen de oorlog begon. Hij volgde al snel het pad van zijn vader en werd lid van een kleine knokploeg binnen de Erkens-groep. Zijn ploeg stak banden van Duitse voertuigen lek, schaduwde verdachte personen en stak woningen van ‘foute’ Nederlanders in brand. Nadat de groep in 1942 werd opgerold, werd Henk in 1943 lid van de Westlandse Knokploegen. Zij voerden ongeveer tien succesvolle overvallen uit op onder andere het hoofdbureau van politie in Delft. En vanaf augustus 1944 was Henk betrokken bij het verzamelen van gedropte wapens op de Veluwe en in Utrecht.
 

Verzet vanuit de politie

Pieter Elias (1907), rechercheur 1e klas bij de Amsterdamse Gemeentepolitie, werd in 1944 lid van de Knokploeg Amsterdam. Hij zette met collega Arend Japin een recherchebureau op voor de knokploeg. Met acht medewerkers en twee contacten bij het hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei (Sipo) bespioneerde het bureau de Sipo. Zo konden zij verzetsstrijders waarschuwen voor aanstaande arrestaties. De knokploeg zorgde er ook voor dat verraders werden ontvoerd of geliquideerd. Omdat Pieter de beschikking had over een politieauto, zorgde hij ook voor vervoer van levensmiddelen en gedropte wapens in Noord-Holland naar Amsterdam.

Grasdrogerij Veevita in Badhoevedorp. Bron: Haarlemmermeermuseum De Cruquius.


Verraad en arrestaties

Op 17 november 1944 werd Pieter opgepakt door de Duitsers toen hij met zijn auto terugkwam van een illegaal voedseltransport uit Alkmaar. Hij was verraden door Wim Henneicke, voorman van een groep ‘jodenjagers’ en infiltrant in het verzet. Matthijs en Henk werden verraden door de gearresteerde knokploegcommandant Kees Bitter, die uit angst voor eigen leven zijn medeknokploegers verraadde. De Sipo viel op 24 november 1944 de woning van familie Verkuijl binnen, arresteerde het hele gezin en zette Matthijs en Henk op de lijst van Todeskandidaten.
 

Moord

Duitse militairen haalden Pieter, Matthijs en Henk op 15 december 1944 uit de cel en brachten de mannen naar de Haarlemmerweg. Daar fusilleerden ze hen als vergelding voor een sabotage-aanslag op de spoorlijn door andere mensen in het verzet. Voorbijgangers moesten toekijken hoe de verzetsmannen werden doodgeschoten. Hun lichamen bleven twee dagen en nachten liggen, als waarschuwing voor het verzet. Daarna werden ze provisorisch begraven in een gezamenlijk graf in de duinen bij Overveen.

Toen het recherchebureau van Elias ontdekte dat Henneicke meerdere verzetsmensen aan de Sipo had uitgeleverd en in 1943 met zijn Colonne zo’n 8.000 Joodse onderduikers had verraden, werd hij op 8 december 1944 geliquideerd. Kees Bitter werd op 27 december 1944 door het verzet vermoord.

De onthulling van het monument op 15 december 1947 bij boerderij Vredelust.